Observeren
De leerlingen krijgen veel
ruimte om hun fantasie te gebruiken. Ook krijgen ze veel vrijheid in het tot
uiting brengen van de eigenschap van hun god. Leerlingen in de bovenbouw zitten
in het Realisitische stadium en zijn geneigd naar realistisch tekenen. De
opdracht sluit hierbij aan omdat ze een fantasiefiguur realistisch mogen
uitbeelden. Doordat ze wel zelf een god moeten bedenken, een figuur die niet
bestaat, worden ze wel uitgedaagd om buiten het realistische en bekende te
werken.
Werkprocessen
Bij deze opdracht staat het ontwerpproces centraal. Het
ontwerpproces is erop gericht een breed scala aan oplossingen te vinden en deze
vervolgens uit te werken in een product. Het probleem wordt vanuit
verschillende kanten bekeken en pas na een reeks van ideeën kom je tot een
uitwerking en lost daarmee het probleem op. Sommige leerlingen zullen meteen
een idee hebben, anderen zullen niet weten waar ze moeten beginnen. Daarom
worden de leerlingen gestimuleerd om meerdere schetsen te maken en dus meerdere
ideeën op papier te zetten. Door uit te proberen en meerdere mogelijkheden te
onderzoeken kunnen ze beter met het probleem aan de slag. De leerlingen maken 2
à 3 schetsen met ideeën. Samen met de leerkracht kiezen ze uiteindelijk een
ontwerp uit wat ze gaan uitwerken.
De technische doelen van deze opdracht zijn schetsen en schilderen. De leerlingen
kunnen al schetsend vormen ontdekken en kleuren gebruiken om hun tekening
kracht bij te zetten. Beeldende leerdoelen zetten aan tot het onderzoeken van
mogelijkheden om een beeldend probleem op te lossen: bedenk een god met een
eigenschap en onderzoek hoe je deze eigenschap weer kunt geven.
Afronden
Tijdens de productieve fase loop je als leerkracht rond om
kinderen te begeleiden. Ze kunnen advies vragen voor het gebruik van vorm en kleur en hun schetsen bespreken. Ook kun je dan de voortgang en
de tijdsplanning in de gaten houden.
Ik vind het een hele leuke les, ga em ook gebruiken!
BeantwoordenVerwijderen